-
1 glimmer
n. zwak licht/schijnsel, glinstering; straaltje--------v. zwak schijnen, glimmenglimmer1[ glimmə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zwak licht/schijnsel ⇒ glinstering, flikkering♦voorbeelden:2 glimmer of hope • sprankje/zweempje hoopnot a glimmer of understanding • geen flauw benul————————glimmer2〈 werkwoord〉 -
2 gleam
n. licht-straal; bering, schittering--------v. schijnen, glanzen, schitterengleam1[ glie:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————gleam2〈 werkwoord〉1 (zwak) schijnen ⇒ glanzen, schitteren
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский